De taal van je lijf:
Op adem komen
In gezegdes en spreektaal speelt ons lichaam regelmatig een hoofdrol. In overdrachtelijke zin… Of zit er toch een kern van waarheid in? Versta jij wat je lichaam je wil zeggen? In lijn met ons jaarthema ‘Belichaamd werken’ bespreekt collega Marije van Duijne Strobosch regelmatig een ‘lichamelijk’ gezegde of spreekwoord. Deze keer: ‘Op adem komen’.
Op weg naar ons Ardis-kantoor in Den Haag heb ik een overstap van drie minuten op Utrecht Centraal. Als ik voorin de stoptrein bij de deur klaar sta, bij aankomst als eerste de trein uit vlieg, de trap af, de tunnel door en vijf perrons verder weer de trap op zwoeg, red ik precies mijn aansluiting. Hijgend wring ik me tussen de deuren van de intercity door. Gehaald! Mijn borstkas beweegt snel en zwaar op en neer. Voordat ik een plek zoek om te zitten, kom ik eerst even op adem.
Zo rennend om de trein te halen, ben ik blij met de autonomie van mijn lichaam (en het feit dat ik in de sportschool mijn conditie bijhoud ????). Mijn lijf beweegt mee met wat ik vraag: tempo maken, hollen, trap lopen. Mijn spieren spannen zich aan, mijn hart werkt op volle toeren en daarvoor heeft mijn lijf zuurstof nodig. Dat geven de longen. Ze zuigen meer lucht aan en sturen de zuurstof uit die lucht snel door als brandstof voor hart en beenspieren. En als ik stop, vertraagt mijn ademhaling, die zakt ook weer wat lager in mijn lijf en wordt minder oppervlakkig.
Ademen. We beginnen er mee wanneer we net geboren zijn. Bij het eerste contact met de lucht om ons heen, vouwen de longblaasjes zich open en nemen we onze eerste ademteug. De longblaasjes voegen zuurstof toe aan het bloed en zorgen dat koolstofdioxide wordt afgevoerd. Het is een prachtig systeem. Wat ik er magisch aan vind, is dat het geheel van luchtpijp, longen, vertakkingen in de longen en longblaasjes precies lijkt op een omgekeerde boom. Met de longblaasjes als blaadjes, de vertakkingen als takken, de longen als kruin en de luchtpijp als stam. Adem is een continue uitwisseling met de lucht om ons heen.
Als je je inspant, versnelt je ademhaling en wordt die wat meer oppervlakkig. Bij ontspanning ademen de meeste mensen rustiger, dieper en lager – idealiter vanuit de buik. We ervaren meer ruimte in de adem. Als je rustig ademt, maak je optimaal gebruik van de longen. En daar profiteert je lijf van: je immuunsysteem wordt sterker en je bloeddruk lager. In ons werk doen we hetzelfde. ‘Oh het is nog even heel druk, ik sta op scherp. Volgende week wordt het wat rustiger, dan kan ik weer op adem komen.’
Om ons heen horen we geleidelijk mensen in de zomermodus komen. Nog een en ander afronden en dan ruimte pakken. Misschien lig je deze zomer ergens onder een boom en denk je aan dat plaatje: de zuurstof die de boom afgeeft via de blaadjes gaat via een omgekeerde boom jouw bloedbaan in.