Het midden ‘beoefenen’

Ambtelijk vakmanschap in tijden van polarisatie

Sinds de Toeslagenaffaire staan de rollen van alle spelers in het publieke domein in een scherper daglicht. Er kwam een brede stroom aan reflectie en onderzoek op gang naar de aanleidingen, gemaakte fouten, gemiste en genegeerde signalen. Het appèl aan ambtenaren is om tegenspraak te bieden en meer weerwoord te geven wanneer in het politieke machtsspel de aandacht voor kwaliteit van bestuur, wetgeving, beleid en uitvoerbaarheid verloren dreigt te gaan. En ook om morele dilemma’s expliciet bespreekbaar te maken. Het thema ambtelijke professionaliteit (met de persoonlijke vragen en dilemma’s die daarbij horen) staat sindsdien weer hoog op de agenda. Dit is verder versterkt na de laatste verkiezingen en het aantreden van het extraparlementaire kabinet-Schoof.

Voor veel ambtenaren brengt dit kabinet de nodige vragen en dilemma’s met zich mee. Waar de beoordeling van wat wel of niet rechtstatelijk is, met grote regelmaat onderwerp is in het politieke en maatschappelijke debat, wordt het voor ambtenaren lastig daar neutraal over te adviseren. Ambtenaren beloven in hun ambtseed zich binnen de grenzen van het recht te bewegen en zich in te zetten voor het algemeen belang.
Na de Toeslagenaffaire heeft dat zich vertaald in praktijkgericht werken, actief zoeken naar signalen uit de samenleving, meer werken naar de geest van de wet (de menselijke maat). Dit vraagt van ambtenaren om positie in te nemen en tegengas te geven waar dat in hun ogen nodig is. Het raakt de kern van ambtelijke professionaliteit: het primaat van de politiek vraagt uitvoering te geven aan de wensen van dit democratisch gelegitimeerde bestuur, terwijl je tegelijkertijd autonoom moet adviseren en wijzen op aspecten waar het algemeen belang of de rechtstaat in het gedrang komt.

Ervaren dilemma’s

Niets nieuws onder zon, wellicht. En toch: in de media en in onze eigen adviespraktijk zien we hoe de ervaren dilemma’s toenemen en persoonlijker worden. Tot waar bedien je een gelegitimeerd politiek bestuurder in diens wensen, ook al staat het haaks op wat in jouw ogen rechtvaardig voelt of het algemene belang dient?
Zulke vragen zetten het onderwerp ‘ambtelijke professionaliteit’ in een spannender daglicht dan voorheen. Wij zien het bij Ardis als onze opgave om te helpen bij de reflectie op dit type vragen en handelingsperspectieven te bieden. Een eenvoudig model uit de jaren ’90 blijkt hierbij behulpzaam.

Tom Pauka deed in die tijd een onderzoek voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en maakte daarin, een voor veel ambtenaren herkenbaar, onderscheid in twee ambtelijke gedragsvoorkeuren: A- en B-ambtenaren.
A-ambtenaren incorporeren de ministeriële verantwoordelijkheid in het handelen. Ze vragen zich steeds af of bewindspersonen hun keuzes politiek kunnen verantwoorden en of zij voldoende politieke steun hebben. A-ambtenaren adviseren hun bewindspersoon bij voorkeur ‘politiek’, om zo te helpen voorkomen dat deze politieke risico’s loopt.
B-ambtenaren adviseren zo inhoudelijk en objectief mogelijk en houden zich verre van politieke kleuring van de beslissingen. Dat deel van de besluitvorming laten zij bij voorkeur over aan bestuur en politiek.
We merken dat veel van onze gesprekspartners in dit onderscheid de keuze herkennen die zij ervaren: wanneer kies ik meer A-gedrag en wanneer kan ik beter voor B-gedrag kiezen. Bij A-gedrag hoort bijvoorbeeld actiever meedenken over de wensen en beelden van de bewindspersoon, meedenken over mediastrategieën, adviseren over de politieke activiteiten en daarmee ook contacten onderhouden met de (politieke) omgeving van een bewindspersoon. Bij B-gedrag hoort meer afstand, een meer neutrale positie ten opzichte van de standpunten van de bewindspersoon. Beïnvloeding gaat langs de lijn van zo volledige mogelijke informatie.
Pauka’s conclusie was op hoofdlijnen: B-ambtenaren hébben vaak gelijk, A-ambtenaren kríjgen het vaker. De ene voorkeursstijl is niet beter dan de andere: beide typen gedrag zijn nodig om effectief te opereren, ze vullen elkaar aan, ze vormen in feite de uitersten van een schaal.

Het ‘stille’ midden

Onze indruk is dat ambtenaren met morele dilemma’s vaak het gevoel hebben te moeten kiezen voor een van beide uitersten. Een vorm van polarisatie die breder in de maatschappij zichtbaar is. Op de ‘uiteinden’ van de polariteiten lijkt alles overzichtelijk(er). Naarmate de druk toeneemt en het gevoel dat er iets op het spel staat groter wordt, is er steeds minder ruimte voor nuance, voor vertraging, voor niet-weten. Het ‘tegengeluid’ lijkt minder ruimte te krijgen en objectiveerbare informatie en feiten verdwijnen in de strijd tussen de uitersten.
Volgens filosoof Bart Brandsma is polarisatie niets nieuws: het is menselijk, het gaat automatisch en het gebeurt overal. Hij doet al meer dan twintig jaar (internationaal) onderzoek naar polarisatie. Waar polarisatie problematisch wordt, adviseert hij om depolariserende strategieën te kiezen. Cruciaal daarbij is het versterken van het ‘stille midden’, vooral door tijd te nemen voor onderzoek en daarbij echt te luisteren, empathisch en gericht op begrijpen (wat iets anders is dan het ermee eens zijn).

Deze manier van kijken geeft een extra dimensie aan het model van Pauka: de A-ambtenaar (die de minister helpt diens plannen te realiseren en voorkomt dat die in de problemen komt), de B-ambtenaar (die zo objectief mogelijk informatie verschaft, keuzes aan de politiek laat en die uitvoert) én de rol in het midden (empathisch luisteren, vragen zonder oordeel en geen plek kiezen tot er gemeenschappelijkheid ontstaat).

In MT-sessies en individuele coaching zien we veel ambtenaren op alle niveaus in organisaties al werken vanuit dit midden. We zien ook hoeveel moed het vraagt om in alle (morele) turbulentie en in weerwil van het appèl dat vaak op hen wordt gedaan om partij te kiezen (‘You are either with us, or against us’; ‘Je móet je uitspreken’), in het midden te blijven.

We delen graag vragen en gedachten ter inspiratie om deze middenpositie te verkennen – of het nu gaat om de ruimte in het midden tussen de A- en B-voorkeur, tussen standpunten en waarden. Het gaat erom tijd te nemen om de beide polariteiten te onderzoeken en te bevragen. De uitkomst van dat onderzoek kán leiden tot meer van het een of meer van het andere, maar geeft in elk geval zicht op onderliggende dilemma’s of waarden. Je kunt het midden ‘beoefenen’ met en voor anderen, maar het ook gebruiken om het midden in jezelf versterken.

  • Gun jezelf tijd en ruimte om te denken en te voelen. Het zijn ‘ongekende’ tijden, niemand heeft de waarheid in pacht. Twijfel, bevraag je eigen opvattingen en twijfel meer..
  • Welke polariteiten zie je, herken je? Welke ‘pool’ heeft de sterkste trekkracht? Wat is de onderliggende zorg, angst, waarde?
  • Wat is echt van waarde voor jou? Welke waarden botsen wellicht? Waarom doe je wat je doet? En waarom op deze plek? Benut voor dit onderzoek bijvoorbeeld de vier morele basis-principes:
    1. Het principe van niet-schaden (dit kan zijn iets niet doen om geen leed te veroorzaken of iets wel doen om schade te voorkomen)
    2. Het principe van weldoen (gerichtheid op het welzijn van anderen)
    3. Het principe van autonomie en integriteit (zelfbeschikking)
    4. Het principe van rechtvaardigheid (wat voor de een geldt, geldt voor anderen in vergelijkbare omstandigheden ook)
  • Wat zijn criteria waarop je je beslissingen baseert? Gebruik daarvoor vragen als: wat mag ten koste gaan van wat? Wat mag in elk geval niet gebeuren? Welke ‘schade’ (voor jezelf, voor anderen) ben je bereid te accepteren?
  • Wat zijn ijkpunten/alarmbelletjes op de glijdende schaal voor jou? Wie of wat kan als moreel stootkussen voor je dienen (wie houdt je altijd scherp?)

Wil je onderzoeken hoe je jouw midden kunt versterken? We denken graag mee!

Robert van der Riet (riet@ardis.nl) / Miriam Kristalijn (kristalijn@ardis.nl)